fotoalbum

Home » fotoalbum » Wantsen, bladluizen en cicades
Alsemschaduwwants - Lygus gemellatus

Alsemschaduwwants - Lygus gemellatus

Alsemschaduwwants (Lygus gemellatus). Familie Blindwantsen (Miridae). Ze zijn variabel wat betreft de kleur van geelgroen tot roodbruin. Lengte ongeveer 5 mm. Leeft op bijvoet op warme, zandige plaatsen. twee generaties per jaar. Voedsel : zuigt sappen van de waardplant.

Anthocoris spec

Anthocoris spec.

Uit de familie van de bloemenwantsen. geen verdere determinatie mogelijk.

berkenschildwants - Elasmostethus interstinctus

Berkenkielwants of berkenschildwants - Elasmostethus interstinctus

De berkenkielwants of berkenschildwants is een wants uit de familie kielwantsen (Acanthosomatidae). De naam ‘berkenschildwants’ leverde veel verwarring op met de Elasmucha grisea, die berkenwants werd genoemd, terwijl ze ook nog tot dezelfde familie behoorden.De soort leeft in berken (ruwe berk, zachte berk) en elzen (zwarte els, witte els of grauwe els. Slechts zelden op andere bomen. Behalve aan de bladeren zuigen nimfen en volwassen wantsen vooral aan de rijpende zaden.

berkensmalsnuit Kleidocerys resedae

Berkensmalsnuit - Kleidocerys resedae

De Kleidocerys resedae is een wants uit de familie bodemwantsen (Lygaeidae), die zich hoofdzakelijk op de berk ontwikkelt. Ze behoren namelijk tot de onderfamilie Ischnorhynchinae dat smalsnuiten betekent. Als grote hoeveelheden wantsen bij elkaar voorkomen zijn ze al van afstand te ruiken. De berkensmalsnuit leeft bij voorkeur op berken, maar kan ook voorkomen op andere loofbomen zoals elzen en lijsterbessen. Soms is de wants ook op kruidachtige planten aan te treffen. De volwassen insecten en de larven zuigen aan onrijpe en rijpe zaden. De volwassen wants zoekt bij de eerste koude nachten een beschutte overwinteringsplaats zoals houtspleten, onder basten en droog stro.

bessenwants nimf

Bessenwants of bessenschildwants - Dolycoris baccarum

De bessenwants of bessenschildwants is een wants uit de familie Pentatomidae. Is een algemene soort, en vooral te vinden op kruidachtige planten als sleedoorn en leden van de rozenfamilie. De wants zuigt plantensappen, liefst uit bloemen en vruchten waardoor misvormingen kunnen ontstaan. Uit de plantensappen haalt de wants een walgelijk ruikend goedje dat wordt afgescheiden bij verstoring. De bessenwants wordt ongeveer 10 tot 14 millimeter.

0

Bladluis - Panaphis juglandis

Grote opvallende bladluizen met korte voelsprieten op Juglans. Overwintering : Door wintereieren. Voedsel : Op de bovenzijden van bladeren van de walnoot ( Juglans regia ), in rijen langs de nerven.

Stenopsocus immaculatus

Bladluis - Stenopsocus immaculatus

Geen verdere informatie bekend.

Bonte wilgetakluis - Pterocomma salicis

Bladluis / Bonte wilgetakluis - Pterocomma salicis

Er zijn weinig gegevens te vinden van deze vrij grote bladluis. Ze komt voor op wilg, en kan blijkbaar brosheid van takken veroorzaken.

dromedarisluis

Bladluis / Dromedarisluis - Tuberolachnus salignus

Bruin tot donkergrijze bladluis met lange poten. De naam heeft deze luis te danken aan de verhoging achter op de rug. Deze luizen leven in dichte koloniën in de herfst en winter op takken en twijgen van de wilg. Ze produceren veel honingdauw. Zuigende luizen veroorzaken bastmisvormingen en groeiremmingen. In de herfst komen de luizen tevoorschijn. Tegen de winter worden de koloniën kleiner en verdwijnen tenslotte. De volgende herfst verschijnt de luis weer. Het is onbekend waar ze gedurende het voorjaar en de zomer overleven.

Dwerggaasvlieg onbekend - Coniopterygidae indet

Bladluis / Dwerggaasvlieg onbekend - Coniopterygidae indet

De dwerggaaslviegen (Coniopterygidae) vormen een familie van netvleugeligen (Neuroptera). De familie omvat 58 in Europa. Dwerggaasvliegen hebben een vleugellengte van 1,8 tot 5 millimeter. De soorten zijn binnen een geslacht meestal alleen aan de hand van genitaalonderzoek van elkaar te onderscheiden. De larven leven van bladluizen, schildluizen en mijten en teken.

0

Bladluis / Elzenbladvlo - Psylla alni

Lengte 3-5 mm, juni-oktober. Voorkomen : op elzen, overal algemeen. Levenswijze : de nimfen zitten in het voorjaar in dichte groepen op elzentwijgjes. Ze produceren witte, wasachtige afscheidingen in grote hoeveelheden, waarin zij zich omhullen. Op die manier zijn ze goed beschut tegen allerlei soorten gevaar.

Gewone Rozenluis - Macrosiphum rosae

Bladluis / Gewone Rozenluis - Macrosiphum rosae

Deze bladluis komt voor in verschillende kleurvormen: groen, rood, soms geel. Hij is 2,7 – 4 mm lang. De gewone rozenluis overwintert als eitje op roos. De eitjes komen uit in het voorjaar en ontwikkelen zich tot ongevleugelde vormen (stammoeders). Gevleugelde migranten die in voorjaar/zomer zijn voortgebracht, vliegen naar een secundaire waardplant (kaardebolachtigen en valeriaanachtigen) waar zij zich gedurende de rest van het seizoen vermeerderen. In de herfst worden er weer gevleugelde vormen voortgebracht. Na terugkeer op de primaire waardplant (roos), planten de geslachtelijke vrouwtjes zich voort. De gewone rozenluis scheidt ook een grote hoeveelheid honingdauw af, die de ontwikkeling van roetdauwschimmels op bladeren en bloemen bevordert.

bladluis of bladvlo onbekend

Bladluis / Kornoeljeluis - Anoecia corni

Verspreiding : Gastheer-afwisselend tussen Cornus sanguinea en wortels van Poaceae. Maar ook alleen op wortels van talrijke soorten grassen en sommige granen. Overwintering : Door wintereieren. Voedsel: Kornoelje ( Cornus ). Daarna wortels van grassen ( Poaceae ),

bladluis of bladvlo onbekend

Bladluis of bladvlo onbekend

Niet verder te determineren beestjes.

Leptoglossus occidentalis - Bladpootrandwants nimf

Bladpootrandwants - Leptoglossus occidentalis

Uit centraal Amerika in Italië aangekomen in 1999, en rond 2007 in onze streken. Voelt zich blijkbaar goed thuis hier. Beestjes zijn in de herfst massaal op zoek naar een winterverblijfplaats, dus je kan er wel eens eentje in je huis aantreffen.

blue bug zicrona caerula

Blauwe schildwants - Zicrona caerulea

Zicrona caerulea of Blauwe schildwants (Blue bug), is een soort van insecten die behoren tot de Pentatomidae familie. Grootte 5 tot 8 mm. Het lichaam is gelijkmatig metallic blauw-groen. De nimf is rood met zwarte vlekken. Deze wantsen zijn nuttige roofdieren van bladhaantjes, van larven van verschillende kevers en rupsen van nachtvlinders, maar hij voedt zich ook met planten. Deze bug overwintert als een volwassene. Zijn natuurlijke habitat bestaat uit lage begroeiing in heide, vochtig grasland en bosranden.

Harpocera thoracica vrouwtje

Blindwants - Harpocera thoracica

Harpocera thoracica is een blindwants uit de onderorde der wantsen. Harpocera thoracica is een vrij algemene wants die in bossen en tuinen te vinden is. Ze worden gemiddeld niet ouder dan een maand. Harpocera thoracica is een kleine wants die gemiddeld 7 mm groot wordt. Zoals op de foto's te zien is er een verschil tussen mannetjes en vrouwtjes. Het mannetje is geel met zwart en het vrouwtje is rood met zwart gekleurd.

wants onbekend nimf

Bloemenwants onbekend - Anthocoridae spec.

De bloemenwants komt aan haar Latijnse naam Anthocoridae van de Griekse woorden anthos "bloem" en Koris "insect". Je ziet ze regelmatig op bloemen op zoek naar een prooi, want het zijn rovers. Het zijn kleine, enigszins platte wantsen. Vaak zwart of zwart met wit en bruin.

bonte dennenschildwants

Bonte dennenschildwants - Holcogaster fibulata

5-9 mm. Zuidelijke soort die tot enkele jaren geleden tot aan noordelijk Frankrijk voorkwam. Heeft zich recent sterk uitgebreid en is in 2017 opgedoken in Belgie. Leeft op dennen en wordt vooral gevonden bij dennen aan de rand van heidevelden. De soort breidt zich sterk uit en zwervende dieren kunnen overal opduiken. Overwintert als adult en volwassen dieren kunnen gedurende een groot deel van het jaar gevonden worden.

bonte eikendonswants

Bonte eikendonswants - Psallus varians

Grootte 3,8-4,6 mm. Komt voor in bosranden, houtwallen, parken en tuinen. De volwassen wantsen worden waargenomen van midden april tot in augustus. Eén generatie per jaar. Overwintert als ei. Komt voor op zomereik en wintereik.

_DSC2311 copy.jpg

Bonte geelschildwants - Campyloneura virgula

Campyloneura virgula is een wants uit de familie Miridae. Grootte van 4-5 mm. Deze roofwants jaagt op kleine insecten, zoals bladluizen en rode mijten. Worden gevonden op een groot aantal loofbomen, op hazelaar , meidoorn en eiken. De volwassenen overwinteren. Bijzonder aan deze wants is het feit dat er bijna geen mannetjes zijn ; de vrouwtjes planten zich voort zonder paring ( parthenogenese ).

bonte zandrookwants

Bonte zandrookwants - Beosus maritimus

Open, warme leefgebieden met een zandbodem of een rotsachtige bodem. De volwassen wantsen overwinteren. Een nieuwe generatie volwassen wantsen verschijnt vanaf augustus. Eén generatie in een jaar. Voedsel: Zuigt aan op de bodem liggende zaden van allerlei planten. Hoogstwaarschijnlijk geen voorkeur voor een plantensoort. Maar planten die veel in zijn leefgebied groeien zijn o.a. struikhei (Calluna vulgaris).

boomsikkelwants himacerus apterus

Boomsikkelwants - Himacerus apterus

De boomsikkelwants is een wants uit de familie sikkelwantsen (Nabidae). De mannetjes kunnen 8-10,5 mm lang worden, de vrouwtjes worden iets groter. Er komen zelden volledig gevleugelde exemplaren voor en ook die kunnen niet vliegen. De nimfen zijn meestal geheel vleugelloos en een kleine versie van hun ouders. Vaak op brandnetel of braam maar eigenlijk overal waar ze mijten, bladluizen en andere kleine insecten kunnen vinden om te eten. Bij gebrek hieraan zuigen ze eventueel ook plantensap. De eitjes overwinteren.

bootsmannetje

Bootsmannetje - Notonecta glauca

Bootsmannetjes, ook wel rugzwemmers genoemd, zijn insecten uit de orde van de wantsen, lid van de onder water levende familie Notonectidae. Bootsmannetjes zijn bruin en hun rug is roze-achtig, zodat ze zowel van boven als van onder gecamoufleerd zijn. Grootte ongeveer 15 millimeter. Vanwege de krachtige monddelen kan het insect beter niet opgepakt worden, want ze kunnen gemeen bijten. Het bootsmannetje is zowel een goede zwemmer als een goede vlieger; op het land echter is het onhandig en maakt kleine sprongetjes om het water te bereiken. Omdat er min of meer geroeid wordt verplaatst het bootsmannetje zich met schokkende bewegingen. Het is een geducht roofdier dat alles pakt wat het kan overmeesteren, op het menu staan visjes, kikkervisjes, insecten, wormen en als het niet anders kan ook soortgenoten. Bootsmannetjes hebben geen kieuwen; ze moeten ademhalen aan de oppervlakte en dat doen ze door het achterlijf net iets boven water te steken en door de korte adembuis lucht aan te zuigen. op de bodem kunnen schuilen bij gevaar.

bladvlo Cacopsylla mali

Brandnetelvlo - Trioza urticae

Lengte 3 tot 3,5 mm. Deze bladvlokever of springluis is een redelijk onderscheidende soort in een groot en moeilijk geslacht. Habitat : overal waar brandnetels aanwezig zijn. Nimfen veroorzaken kleine, blaasachtige gallen op brandnetelbladeren. De volwassenen overwinteren, en er kunnen wel vier generaties per jaar zijn.

nimf brandnetelwants (Liocoris tripustulatus

Brandnetelwants - Liocoris tripustulatus

De brandnetelwants is een wants uit de familie van de Miridae, de blindwantsen. Grootte 3,5 tot 5 millimeter. Het dier voedt zich door te zuigen op brandnetel. Volwassen dieren worden ook wel op andere planten gezien, maar of ze daar ook van eten is onduidelijk. De soort kent één jaarlijkse generatie. De eitjes worden in april gelegd. In mei verschijnen de larven, die geheel groen zijn. In juli verschijnen de verse imagines. Van de vorige generatie leven dan echter ook nog exemplaren. De soort overwintert als imago.

Gestippelde knotswants - Rhopalus maculatus

Brilglasvleugelwants - Stictopleurus abutilon

De brilglasvleugelswants is een wants uit de familie knotswantsen (Rhopalidae). De lengte is 7,1 – 8,4 mm. De brilglasvleugelwants heeft een voorkeur voor droge tot matig vochtige, open leefgebieden en zijn vaak te vinden op braakliggend terrein met een rijke vegetatie. Ze leven in de kruidlaag. De brilglasvleugelwants leeft fytofaag op planten uit de composietenfamilie (Asteracea) en zuigt vooral op de zaden.), De soort overwintert als imago.

bruine graswants

Bruine graswants - Notostira elongata

Grootte 6-8,7 mm. Voorkomen: zeer algemeen. Biotoop: droge, voedselrijke plaatsen met grassen en granen. Ontwikkeling: eitjes worden na overwintering eind april afgezet op de waardplant. Volwassen wantsen eerste generatie: eind mei tot eind juli. Volwassen wantsen tweede generatie: vanaf begin augustus. Overwintering: vooral bevruchte vrouwtjes overwinteren. Voedsel: fytofaag, veel grassoorten.

bruine prachtblindwants

Bruine prachtblindwants - Closterotomus fulvomaculatus

Komt voor langs bosranden, houtwallen op bomen, struiken en kruiden. Vooral op sporkehout. Overwintert als ei. Waardplanten vooral op Sporkehout , maar ook berk, braam, hop. Ze leven ook van dierlijk voedsel als bladluizen

bruingemarmerde schildwants

Bruingemarmerde schildwants - Halyomorpha halys

De soort komt van oorsprong voor in China, Japan, Korea en Taiwan maar is per ongeluk geïntroduceerd in Noord-Amerika en heeft zich meer recent in Europa gevestigd. Onder meer te verwachten in tuinen, groentetuinen en boomgaarden. De soort staat in het buitenland bekend als schadelijk doordat ze zuigschade veroorzaakt aan een groot aantal gewassen waaronder appels, peren, kersen en tomaten. Overwintert als adult en kan vermoedelijk het gehele jaar door als adult aangetroffen worden.

buxusbladvlo

Buxus bladvlo - Psylla buxi

3 tot 5mm grote insecten waarvan de larven, die bedekt zijn met een witte, wasachtige laag, de jonge scheuten aanprikken en leegzuigen.

cicade Aphrophora alni

Cicade - Elzencicade - Aphrophora alni

Grootte 8 – 11 mm. Deze algemeen voorkomende cicade is vooral te vinden in oeverbossen, eikenbroekbossen en in vochtige bosranden en struwelen. Bij voorkeur zit hij op twijgen van elzen, wilgen en populieren. Hun voortdurende zuigactiviteiten, waarbij ze door de schors tot in het zachte hout doordringen, veroorzaken woekeringen en laten de schors afsterven. De eitjes overwinteren. De larven scheiden, zoals andere schuimcicaden, een eiwithoudende vloeistof af dat met lucht wordt opgeschuimd.

cicade aphrophora salicina

Cicade - Aphrophora salicina

Aphrophora salicina is een halfvleugelig insect uit de familie Aphrophoridae. Grootte 8-10 mm. Komt voor op wilgen.

cicade eupteryx aurata

Cicade - Eupteryx aurata

Een bekend en algemene soort in lage vegetatie, vooral brandnetels en distels. Grootte 3.5 tot 4.5 mm.De typische vorm is kenmerkend, met sterke donkere vlekken en een bleke 'zandloper' op de top van de voorvleugels.

cicade Empoasca vitis

Cicade - Groene druivencicade of Fuchsiacicade - Empoasca vitis

Een veel voorkomende soort, die meestal wordt gevonden op loofbomen in de zomer, en groenblijvende planten in de winter, waarop ze in winterslaap gaan. Lengte 3-4 mm. Met name jonge wijngaarden grenzend aan beboste percelen kunnen last hebben van de groene druivencicade. De in bosjes overwinterende cicaden trekken in het voorjaar de wijngaard in.

groene rietcicade

Cicade - Groene rietcicade - Cicadella viridis

De groene rietcicade is een insect uit de familie dwergcicaden (Cicadellidae). Het voedsel bestaat uit plantensappen die worden opgezogen uit meerdere planten, echter vooral grassen. De groene cicade is dan ook het algemeenst in grassige gebieden maar komt ook wel in tuinen, bossen en moerassen voor.Het lichaam wordt 6 tot 9 millimeter lang. De groene cicade kan goed springen en ook ver wegvliegen na een sprong. De ouderdieren sterven korte tijd nadat de eitjes in stengels en onder planten zijn gelegd. De eitjes overwinteren.

cicade Iassus lanio

Cicade - Iassus lanio

Een grote en opvallende cicade, die voorkomt op eiken. Grootte 6,5-8 mm.

cicade nimf

Cicade - Issus spec.

Niet verder te determineren.

Nimf Issus coleoptratus

Cicade - Klimopkevercicade - Issus coleoptratus

Issus coleoptratus is een insect in de infraorde lantaarndragerachtigen (Fulgoromorpha) die behoren tot de orde halfvleugelige insecten (Hemiptera) en de onderorde cicaden (Auchenorrhyncha). De soort kan 5,5-7,0 mm lang worden. Er is slechts een generatie per jaar. Het diertje kan springen maar niet vliegen. Het voedt zich met het vocht van verschillende bomen, zoals lindebomen, eiken, esdoorns, berken, iepen en hazelaars. De nimfen van dit insect hebben een kleine, tandwielachtige structuur op elk van hun achterpoten. Deze tandwieltjes hebben tanden die in elkaar grijpen en houden de poten gesynchroniseerd als het insect springt. Soms is zichtbaar dat nimfen die levend plantmateriaal gegeten hebben, lange wasachtige filamenten (van 1,0-2,0 mm lengte) afscheiden vanaf dorsale poriën boven de anus. Het exacte doel van deze klieren is nog niet bekend.

cicade Lindbergina aurovitatta

Cicade - Lindbergina aurovitatta

Lindbergina aurovittata wordt weinig waargenomen, wat echter deels op een "waarnemerseffect" zal berusten. De soort overwintert als ei en adulten komen voor van mei tot eind oktober. In aangrenzende landen (o.a. Duitsland) zijn er 2 generaties per jaar. Opvallend zijn de gegevens die over de ei-afzet bekend zijn: De wintereieren worden op braam afgezet, maar de generatie die hieruit komt migreert (na de ontwikkeling van de nimfen aan braam) naar eiken en beuken om daar hun eieren af te zetten voor de tweede generatie. De nieuwe adulten hieruit leggen hun eieren vervolgens weer op braam af.

cicade nimf Macropsis

Cicade - nimf dwergcicade Macropsis spec.

Macropsis is een soort van insecten uit de orde van Hemiptera. Ze zijn bijtende insecten en ze voeden zich met het sap van planten door middel van hun rostrum.

cicade Oncopsis spec

Cicade - Oncopsis spec

Oncopsis is een geslacht van cicades die behoren tot de familie Cicadellidae onderfamilie Macropsinae. Verdere determinatie niet mogelijk.

oorcicade

Cicade - Oorcicade - Ledra aurita

De Oorcicade is een cicade met een lengte tot 18 mm. Deze soort is niet zeldzaam, maar wordt weinig gevonden. Van juli tot september leeft de soort langs bosranden op de stam van bomen en struiken. Deze cicade heeft merkwaardige en typerende oorvormige uitgroeisels aan beide zijden van het halsschild. De kop lijkt vooraan op een plat schepje. De platte, grijsbruine nimf heeft een tweejarige ontwikkeling. De eerste keer overwintert de soort als jonge nimf; de tweede winter is hij bijna volwassen. Zowel de nimf als het volwassen dier leven op de schors van bomen. De volwassen cicade houdt zich meestal hoog in de boomkruinen op en vliegt in het donker, ook soms op verlichte vensters.

Oosterse mozaïekdwergcicade Orientus ishidae

Cicade - Oosterse mozaïekdwergcicade - Orientus ishidae

De oosterse mozaïekdwergcicade is een aantrekkelijke slanke dwergcicade met opvallend getekende vleugels, die tussen de 4,3 en 6,5 mm groot is. De voorvleugels hebben een roomkleurige bruine achtergrond, de vleugeladering is donker en daartussen staat een donkere dwarsstreping waardoor een opvallend mozaïekpatroon ontstaat. De mannetjes en de vrouwtjes hebben hetzelfde uiterlijk.Soort ingevoerd met planten. Polyfaag op diverse struiken en bomen. Zou vector zijn voor de ernstige ziekte flavescence dorée in wijngaarden.

cicade Synophropsis lauri

Cicade - Synophropsis lauri

Dwergcicade. Komt soms voor op klimop, grootte 5.5 tot 6 mm.

cicade Tachycixius pilosus

Cicade - Tachycixius pilosus

Tachycixius pilosus heef donkere puntjes tussen de aders aan de achterrand van de voorvleugel, deze ontbreken bij alle Cixius soorten. Grootte 4.5 - 5.5 mm. De volwassen dieren leven meestal laag in de vegetatie, vaak onder bomen. De nimfen zuigen aan plantenwortels. Wordt vooral op de zandgronden gevonden. De volwassen Tachycixius pilosus wordt vooral gemeld op eik en berk, maar ook op kruipwilg.

Zygina flammigera

Cicade - Zygina flammigera

Zygina flammigera is een vaak voorkomende soort. Grootte 3 mm. Gevonden op een groot aantal loofbomen. Overwintert op groenblijvers.

dwergcicade

Cicade / Dwergcicade - Arboridia spec.

Niet verder te determineren of verdere informatie bekend.

schuimbeestje of schuimcicade -Philaenus spumarius koekoeksspuug

Cicade / Schuimbeestje of schuimcicade - Philaenus spumarius

Het schuimbeestje of schuimcicade is een insect dat behoort tot de onderorde cicaden (Auchenorrhyncha). Het is in België tevens de meest algemene en bekendste cicade. De lichaamslengte is ongeveer 5 tot 7 millimeter. De larven zijn bleekgroen tot -geel en leven in een schuimnest dat bij het grote publiek wel bekend is als koekoekspuug. Het spuugbeestje komt voor op verschillende planten, een geliefde tuinplant is lavendel. Ook op grassen en houtige struiken kan de cicade gevonden worden.

spoorcicade vrouwtje

Cicade / Spoorcicade onbekend - mogelijk Muellerianella spec

De spoorcicade is een klein insect van ongeveer 6 mm lengte. De spoorcicade leeft, net als andere cicadesoorten, van plantensappen. Door het opnemen van deze sappen verzwakt de plant en zal er schade ontstaan.

bloedcicade - Cercopis vulnerata

Cicade Bloedcicade - Cercopis vulnerata

De bloedcicade is een insect uit de familie spuugbeestjes of schuimcicaden. Het lichaam is langwerpig en sterk gekield en bij verstoring schiet dit dier weg door met de krachtige achterpoten omhoog te springen. Met de vleugels, die onder de dekschilden zitten zweeft de cicade vervolgens enkele meters om te ontsnappen. Van vliegen is meestal geen sprake, hoewel deze soort wel vliegt als bijvoorbeeld het voedsel op is. Het voedsel bestaat uit plantensappen die met de monddelen worden opgezogen, liefst grassen maar ook wel andere planten. Deze soort behoort tot de schuimcicaden, maar de schuimnesten bevinden zich ondergronds waardoor de nimfen maar zelden worden waargenomen. Het schuimnest is wat steviger van structuur om de nimf te beschermen tegen ondergrondse predatoren. Ook de nimf zuigt plantensappen, maar zuigt deze uit de wortels. De bloedcicade heeft een voorkeur voor wat zurige gronden. Ook in bosranden, heidevelden en stadsparken kan deze soort worden aangetroffen.

cicade onbekend

Cicade onbekend

Nog niet gedetermineerde cicades.

cicade onbekend

cicade onbekend

nog te determineren

cicade rhododendroncicades

Cicade Rhododendroncicade - Graphocephala fennahi

De rhododendroncicade is een cicade uit de familie van de dwergcicaden (Cicadellidae). grootte 8 tot 9 mm. De vroege stadia van de rhododendroncicade zijn volledig afhankelijk van de sappen van de rododendron. De imago kan zich ook met sappen van andere planten voeden. Van oorsprong komt de soort voor in Noord-Amerika. Hij is daarna geïntroduceerd rond 1930 in het Verenigd Koninkrijk. In de jaren 1970 is de soort ook op het vasteland van Europa verschenen.

roodzwarte dennencicade

Cicade Roodzwarte dennencicade - Haematoloma dorsata

De roodzwarte dennencicade (Haematoloma dorsata) is een halfvleugelig insect uit de familie schuimcicaden (Cercopidae). Afkomstig uit het Middellandse-Zeegebied. Schadelijk voor dennen (pinus sylvestris). De volwassen cicades zuigen op naalden, die bruin worden en afvallen.

Composietennysius

Composietennysius - Nysius graminicola

De Nysius graminicola is een wants uit de onderfamilie Orsillinae en uit de familie bodemwantsen. Het is een geelachtig bruingrijze wants, die 3,6 – 5 mm lang is. Ze komen voor in droge, warme, open gebieden met een zandbodem. Deze wants leeft polyfaag op planten uit de composietenfamilie (Asteraceae). Bijvoorbeeld alsem (Artemisia), kamille (Matricaria), Chrysanthemum, Centaurie (Centaurea), Hoogstwaarschijnlijk overwinteren imago’s.

dennenschildwants

Dennenschildwants - Chlorochroa pinicola

11,0­-13,5 mm. Vrij egaal olijfgroen tot bruingroen gekleurde wants met lichte punt aan het schildje en een lichte zoom aan het achterlijf en borststuk. Komt voor op dennen op heideterreinen (zwerfdennen) en in bossen. Overwintert als adult en kan gedurende een groot deel van het jaar als adult worden gevonden. Zeer zeldzaam volgens waarnemingen.be.

dovenetelgraafwants

Dovenetelgraafwants - Tritomegas bicolor

De dovenetelgraafwants is een 5 tot 7 millimeter lange wants uit de familie graafwantsen (Cydnidae). De dovenetelgraafwants is een nuttige soort die andere insectenlarven eet zoals larven van zaagwespen grijpt en leegzuigt. Ook de nimfen zijn al direct echte roofdieren en geliefd bij onder andere rozenkwekers vanwege de eetgewoonten.

Linnavuoriana sexmaculata

Dwergcicade - Linnavuoriana sexmaculata

Algemeen voorkomen. Biotoop : langs oevers. Overwintert als imago. Voedsel : op wilgen.

elzenridderwants

Elzenridderwants - Arocatus roeselii

Grootte : 6-7,2 mm. Langvleugelig (macropteer). Voorkomen: zeldzaam. TBiotoop: waar elzen staan. Ook te vinden in oude elzenproppen (zomer, herfst).De volwassen wantsen overwinteren, vaak onder schors. Voedsel: fytofaag op zaden van els. Hoofdzakelijk zwarte els (Alnus glutonosa), minder vaak op witte els (Alnus incana).

Esdoornhalsbandwants - Deraeocoris flavilinea nimf

Esdoornhalsbandwants - Deraeocoris flavilinea

Deraeocoris flavilinea is een wants uit de familie van de blindwantsen (Miridae). Grootte 6,3-7,2 millimeter. Mannetjes zijn veel donkerder dan de meer oranje vrouwtjes. De wantsen zijn roofzuchtig, vooral bladluizen op diverse loofbomen, zoals esdoorns, linde, es, hazelaar en meidoorn, zelden dwergstruiken en kruidachtige planten. De dieren overwinteren als ei.

fluweelmijt

Fluweelmijt - Trombidium holosericeum

De fluweelmijt is een zeer klein spinachtig diertje uit de orde mijten en teken (Acarina). Fluweelmijten worden ongeveer 2-5 millimeter lang maar zijn eenvoudig te herkennen aan de knalrode kleur en de fluweelachtige beharing. Fluweelmijten hebben vier paar poten, het voorste paar is langer en dient als antennes, want mijten hebben deze niet. De grote monddelen doen met enige fantasie ook denken aan poten maar deze dienen als grijporgaan. De volwassen mijten zijn niet parasitair, maar leven van kleine geleedpotigen en hun eieren die worden gegrepen en leeggezogen. De larven zijn echter parasiet op verschillende soorten geleedpotigen. Fluweelmijten kennen 7 levensstadia: ei, pre-larve, larve, protonimf, deutonimf, tritonimf en adult. Een net uit het ei gekropen larve klampt zich vast aan langslopende gastheren en laat weer los als ze gaat vervellen.

geblokte glasvleugelwants

Geblokte glasvleugelwants - Rhopalus subrufus

De geblokte glasvleugelwants is een wants uit de familie knotswantsen (Rhopalidae). De lengte is 7 – 7,7 mm. Hij leeft in veel soorten gebieden. Van droog tot half vochtig, begroeid met struiken en kruidachtige planten. Hij is dan vaak te vinden in de lage vegetatie. De geblokte knotswants leeft fytofaag op een groot aantal verschillende soorten voedselplanten en zuigt vooral op de vruchten, zaden. Hij heeft een voorkeur voor planten uit de ooievaarsbekfamilie en lipbloemenfamilie. De volwassen wants overwintert. Er is één generatie per jaar.

Geribde prachtblindwants miris striatus nimf

Geribde prachtblindwants - Miris striatus

Miris striatus is een blindwants uit de onderorde der wantsen. Miris striatus is een algemeen voorkomende wants die met name in bossen te vinden is. Miris striatus is een wants die gemiddeld 11 millimeter groot wordt. De nimfen hebben een mierachtig uitzicht. Komt voor op eiken en meidoorn. Ze voeden zich met kleine insecten zoals bladluizen, en de eieren en larven van motten en kevers.

gestreepte eikenblindwants

Gestreepte eikenblindwants - Rhabdomiris striatellus

De gestreepte eikenblindwants (Rhabdomiris striatellus) is een blindwants uit de onderorde wantsen. De gestreepte eikenblindwants is een vrij algemene wants die met name in bossen (meestal eik) te vinden zijn. Eitjes overwinteren, de larven voeden op onrijpe katjes.

gewone bloemenwants Anthocoris nemorum bladluis

Gewone bloemwants - Anthocoris nemorum

De gewone bloemwants is een wants uit de familie van de bloemwantsen (Anthocoridae). Het diertje is 3,5 tot 4,5 millimeter groot. De soort leeft van bladluizen. De gewone bloemenwants is algemeen. De soort leeft vrijwel het gehele jaar rond.

Gewone kielwants (Elasmucha grisea)

Gewone broedwants of kielwants - Elasmucha grisea

De gewone kielwants is een wants uit de familie kielwantsen (Acanthosomatidae). Net als bij alle andere soorten uit het genus Elasmucha hebben de vrouwtjes van deze wantsen broedzorg. Normaal gesproken legt ze een keer in haar leven eieren. Dat kunnen er wel 40 tegelijk zijn. Ze beschermt haar legsel door ze met haar lichaam af te dekken en doet dat daarna ook bij de uit de eieren gekropen nimfen tot in het tweede stadium (tweede vervelling) tegen roofzuchtige insecten en parasieten. De oudere nimfen blijven in de regel bij elkaar en worden begeleid door de moeder. Als er een ander legsel in de buurt is, wordt dat ook door het vrouwtje beschermd. Ook zoeken de vrouwtjes elkaar op en bewaken elkaars jongen waardoor grote hoeveelheden nimfen kunnen worden aangetroffen. De soort leeft in berken en elzen. Behalve aan de bladeren zuigen nimfen en volwassen wantsen vooral aan de rijpende zaden.

gewone mierwants - Pilophorus perplexus

Gewone mierwants - Pilophorus perplexus

Pilophorus Perplexus is een soort van wants in de Miridae familie, blindwantsen. De soort voeden zich met bladluizen. Pilophorus soorten zijn vrij actief en gelijken op mieren. Lengte 4,5 mm. De soort is in mijn tuin elk jaar terug te vinden op een zuidgerichtte muur, deels begroeid met klimop.

gewone pantserwants

Gewone pantserwants - Eurygaster testudinaria

De gewone pantserwants is een wants uit de familie pantserwantsen (Scutelleridae). De lichaamslengte is 9 tot 11 millimeter. De gewone pantserwants leeft in vochtige, open of gedeeltelijk schaduwrijke leefgebieden. Zoals biotopen met hoge zegge, moerasachtige biotopen en zelfs biotopen met zout water. Ze zijn te vinden op grassen, planten uit de cypergrassenfamilie (zoals wollegras, zegge) en planten uit de russenfamilie. Oudere nimfen en volwassen wantsen zitten echter ook op planten uit de composietenfamilie, schermbloemenfamilie en op andere planten. De volwassen wantsen overwinteren.

Gewone rookwants

Gewone rookwants - Rhyparochromus vulgaris

De Rhyparochromus vulgaris is een wants uit de onderfamilie Rhyparochrominae en uit de familie bodemwantsen (Lygaeidae). De gewone rookwants is 6,9 tot 8,1 mm lang. Ze hebben een langwerpig lichaam met lange poten. Hij is te vinden op open halfschaduwrijke plekken zoals aan de rand van loofbossen, maar ook in bouwland. De snel lopende wantsen leven polyfaag van zaden van vele plantensoorten, zoals aardbei, brandnetel, alsem, iep, populier. De imago’s overwinteren vaak in grote groepen onder losse schors, of in dood hout.

 duikerwants

Gewone sigaar - Sigara striata

Grootte 6,7-8 mm. Nimfen :4,7-5,2 mm. Zeer algemeen. Komt voor in allerlei stilstaande, permanente wateren zoals sloten, poelen en vennen. Overwintert als volwassen wants . Voedsel: omnivoor, algen, detritus (in de wateren zwevende organische deeltjes, die afkomstig zijn van dode organismen), levend dierlijk materiaal.

grasschildwants (Neottiglossa pusilla)

Grasschildwants - Neottiglossa pusilla

Grootte 4,5­-6,0 mm. Kleine bruinige wants met brede, enigszins hoekige kop. Algemeen op de hogere zandgronden in het binnenland. Open of deels beschaduwde grasvegetaties. Overwintert als adult en kan een groot deel van het jaar als volwassen dier worden aangetroffen.

graswants

Graswants - Stenodema laevigatum

De graswants is een insect uit de familie blindwantsen (Miridae). De lengte van de imagines is ongeveer 11 millimeter, met een zeer langgerekt lichaam dat maar weinig op de meeste andere wantsen lijkt. De nimfen lijken op de ouderdieren maar zijn kleiner, en missen vleugels. Stenodema laevigatum is phytofaag en zuigt uitsluitend aan grassen van de familie Poaceae; de adulten veelal alleen aan de onrijpe zaden, de nimfen ook aan stengels en blad. De dieren overwinteren als imago in de strooisellaag of in graspollen. De graswants leeft tussen lagere planten tussen wat drogere grasachtige begroeiing en is zeer algemeen. Deze soort zit graag prominent op de bovenzijde van bladeren te zonnen, om zo op te warmen en sneller te worden.

gewone smallijf

Graswants / Gewone smallijf - Stenodema laevigata

Grootte 7,8-9 mm. Voorkomen: zeer algemeen. Biotoop: uiteenlopende biotopen met grassen en in graanakkers. Ontwikkeling: volwassen wantsen van de nieuwe generatie vanaf eind juni. Eén generatie per jaar. Overwintering: volwassen wantsen overwinteren. Voedsel: fytofaag: allerlei grassen.

0

Grauwe schildwants - Rhaphigaster nebulosa

De grauwe veldwants, ook wel grauwe schildwants genoemd, is een wants uit de familie van de schildwantsen (Pentatomidae). Deze wants bereikt een lengte van 14 tot 16 millimeter. Het dier voedt zich met diverse planten en zuigt af en toe dode insecten leeg. In het late voorjaar legt het vrouwtje ongeveer 40 eitjes op verschillende delen van planten, vaak op venkel en alle soorten els. Als ze bedreigd worden kunnen ze, als verdediging, een sterk ruikende stof afscheiden uit deze klieren. Het zijn slechte vliegers, hun trage vlucht maakt luid zoemende geluiden. De soort produceert slechts een generatie per jaar en overwintert bij voorkeur op muren bedekt met klimop.

grijze brilknotswants Stictopleurus punctatonervosus

Grijze glasvleugelwants - Stictopleurus punctatonervosus

De grijze glasvleugelwants is een wants uit de familie knotswantsen (Rhopalidae). De lengte is 7 – 8,5 mm. Hij heeft een voorkeur voor droge tot warme, open leefgebieden en zijn vaak te vinden op braakliggend terrein of wegbermen. Ze leven in de kruidlaag. De grijze glasvleugelwants leeft fytofaag op planten uit de composietenfamilie en zuigt vooral op de zaden. De soort overwintert als imago ; er is één generatie.

grijze glasvleugelwants

Grijze glasvleugelwants - Stictopleurus punctatonervosus

6.5­-8.5 mm, vrij algemeen, op allerlei soorten droge en vaak iets voedsel­- en kruidenrijke graslanden, wegbermen en ruderale terreinen met composieten als boerenwormkruid en duizendblad. Overwintert als adult en kan het gehele jaar aangetroffen worden, maar het talrijkst in de periode juli tot oktober.

groene stinkwants winterkleur

Groene schildwants - Palomena prasina

De groene schildwants (vroeger groene stinkwants) is een planteneter die zijn steeksnuit of rostrum in de groene delen van planten prikt en de sappen opzuigt. De wants is polyfaag, wat betekent dat niet op één plant wordt gezogen maar verschillende planten als voedsel worden gebruikt. De waardplant kan sterk verschillen, zowel de sappen van kruidachtige planten als brandnetel en vederdistel als struiken uit de rozenfamilie worden gezogen en zelfs bomen zijn geschikt, zoals de hazelaar en de zwarte els. De vruchten waar de wants aan zuigt zijn onder andere de appel, de braam, de framboos en de peer. Hier kan u de groei van een groene schildwants volgen. Kleine eitjes, jonge wantsen (nimfen) die verschillende stadia doormaken, in allerlei variaties van kleur en vorm. Tenslotte de volwassen insecten, met een groene kleur in de zomer en een bruine kleur als winterpak.

Grote schaatsenrijder - Aquarius paludum

Grote schaatsenrijder - Aquarius paludum

Een grote schaatsenrijder. 13,5-16 mm. Zwartachtig, Zwarte antennen, zwarte poten. Kortvleugelig (brachypteer) of langvleugelig (macropteer). Er zijn twee generaties per jaar. Een kortlevende overwegend brachyptere vorm in zomermaanden, opgevolgd door een langlevende macroptere vorm, die overwintert. Komt voor in permanente wateren als vijvers, meertjes, kanalen, brede sloten en genormaliseerde beken.

hazelaarbleekpoot

Hazelaarbleekpoot - Phylus coryli

Familie blindwantsen: Een opvallende eigenschap van blindwantsen is het ontbreken van ocelli. Puntogen, waarvan veel wantsen (niet alle) er twee of drie op de kop hebben. 4,4-5,3 mm. Langvleugelig. Komt voor in bosranden, houtwallen, parken en tuinen op hazelaar. De volwassen wantsen worden waargenomen van midden mei tot midden augustus. Voedsel hazelaar. Sap uit knoppen, jong blad en onrijpe vruchten en insecten als bladluizen en bladvlooien.

heidemoswants

Heidemoswants - Drymus sylvaticus

Donkerbruine tot zwarte bodemwantsen, die op de bodem een vrij verborgen leven leiden, waardoor niet alles bekend is. Grootte : 3,5-4,7 mm. Biotoop: drogere, meer open gebieden (vaak begroeid met heide), dan de meeste andere drymussoorten. Volwassen wantsen overwinteren. Voedsel: fytofaag, zaden.

heideschildwants

Heideschildwants - Rhacognathus punctatus

Grootte : 7,5-­9,5 mm. Niet zeldzaam op de hogere zandgronden in het binnenland. Komt vooral voor op de bodem in heideterreinen met veel heidehaantjes Lochmea suturalis, het belangrijkste voedsel. Rover, niet aan bepaalde waardplanten gebonden. Overwintert als adult en kan een groot deel van het jaar als volwassen dier worden aangetroffen.

jeneverbeskielwants

Jeneverbeskielwants - Chlorochroa juniperina

De jeneverbeskielwants, voorheen ook jeneverbesschildwants of jeneverbesstinkwants genoemd, is een wants uit de familie schildwantsen (Pentatomidae). Lengte: 9 - 12 mm. De wantsen komen voor in heideachtige gebieden met jeneverbes en kraaihei. De jeneverbeskielwants zuigt het sap van de jeneverbes en kraaihei. Hij overwintert als volwassen wants. Er is een jaarlijks één generatie.

kaneelglasvleugelwants

Kaneelglasvleugelwants - Corizus hyoscyami

De kaneelglasvleugelwants is een ongeveer 11 millimeter lange wants uit de familie knotswantsen (Rhopalidae). Deze soort lijkt enigszins op de vuurwants Belangrijk verschil is dat de vuurwants niet kan vliegen en de kaneelglasvleugelwants wel. De kaneelglasvleugelwants houdt van zanderige, open en zonnige gebieden zoals verstuivingen en heide. De wants is op lagere begroeiing te vinden als struiken, waaruit plantensappen gezogen worden. Bepaalde kruidachtige planten hebben echter de voorkeur, zoals toorts en bepaalde heesters. Deze soort overwintert als imago. Als je hem aanraakt verspreidt hij een kaneelachtige geur.

0

Kleefkruidgraafwants - Legnotus limbosus

Grootte 3,5-­4,5 mm. Algemeen, verspreid in de duinstreek en op de binnenlandse zandgronden. Leeft op en onder kleefkruid. Overwintert als volwassene en kan nagenoeg het gehele jaar als volwassen dier worden aangetroffen.

kleine wolfsmelkwants dicranocephalus medius

Kleine wolfsmelkwants - Dicranocephalus medius

Dicranocephales medius is een schaarse soort. Wordt geassocieerd met wolfsmelk en lommerrijke wolfsmelk in het bos en op open plekken. Volwassenen overwinteren. Grootte 8-11 mm.

vermoedelijk Kleurrijke zaagpoot - Scolopostethus decoratus

Kleurrijke zaagpoot - Scolopostethus decoratus

De Scolopostethus decoratus is een wants uit de onderfamilie Rhyparochrominae en uit de familie bodemwantsen (Lygaeidae). De kleurrijke zaagpoot is 3,5 tot 4,2 mm lang. Ze hebben een voorkeur voor open en halfschaduwrijke plaatsen en zijn te vinden in droge leefgebieden met een zandige en kalkhoudende bodem, maar ook in vochtige gebieden met heide.

Knoopkruidschildwants

Knoopkruidschildwants - Carpocoris purpureipennis

Grootte 11,0 tot ­13,0 mm. Breed gebouwde wants met duidelijk uitstekende schouders en antennen die op het eerste segment na geheel zwart zijn. Het breedste punt van het borststuk ligt op of voor het midden; het connexivum steekt ver onder de voorvleugels uit en is geblokt. De kleur is variabel, maar vaak zijn het corium en een deel van het halsschild wijnrood, waardoor het geelgroene schildje duidelijk afsteekt; de punten van het halsschild zijn deels zwart. Niet zeldzaam. Biotoop : bloemrijke graslanden en ruigtes. Overwintert als volwassen dier.

Knotswantsen parend

Knotswantsen spec. - Rhopalidae

De Rhopalidae, ook wel knotswantsen of glasvleugelwantsen genoemd, zijn een familie van wantsen die behoort tot de orde halfvleugeligen (Hemiptera). De naam knotswantsen verwijst naar het uiteinde van de antennes, waar ook de wetenschappelijke naam aan refereert want rhopalon betekent knots. De Rhopalidae zijn 4 tot 15 mm lang. De Rhopalidae voeden zich met diverse kruidachtige en houtachtige planten. Ze zuigen aan rijpe en onrijpe zaden.

koolschildwantsen

Koolschildwants - Eurydema oleracea

De koolwants is een 5 tot 7,5 millimeter lange wants uit de familie Pentatomidae. De wants is in België algemeen. Hij overwintert als imago. De koolwants eet van kruisbloemigen en kan schadelijk zijn op kool. De vrouwelijke koolwants eet ook andere insecten. Er zijn koolwantsen met rode, gele of witte tekening.

kortvleugelige zaagpoot

Kortvleugelige zaagpoot - Scolopostethus affinis

Bodemwants, 3,1-4 mm. Kortvleugelig (brachypteer) met een kort membraan, soms langvleugelig (macropteer). Voorkomen: zeer algemeen. Biotoop: Voedselrijke plaatsen zonder voorkeur voor vochtige of droge omstandigheden, zowel op zonnige als op schaduwrijke plaatsen. Overwintering: De volwassen wantsen overwinteren. Soms ook de nimf. Voedsel: Fytofaag: Zaden zowel op de grond als onrijpe aan de plant. Kruidachtige planten (zelden van houtige gewassen). Ze zijn vooral te vinden opbrandnetels ( Urtica ).

Kruiskruidnysius

Kruiskruidnysius - Nysius senecionis

Grootte : 3,9-4,8 mm. Biotoop: droge, warme, open gebieden met een zandbodem. Ontwikkeling: Twee elkaar tijdelijk overlappende generaties. Overwintering: volwassen wantsen en nimfen. Voedsel: polyfaag, vooral op kruiskruid, alsem en kamille uit de composietenfamilie (Asteraceae).

lange steltwants - neides tipularius

Lange steltwants - Neides tipularius

De lange steltwants is een wants uit de familie steltwantsen (Berytidae). De lengte is 9,5 – 11,5 mm. Ze houden van droge warme leefgebieden zoals duinen, heide en akkers met onkruid. De wantsen voeden zich met diverse kruidachtige planten zoals planten uit de anjerfamilie, en uit de ooievaarsbekfamilie. De volwassenen zuigen ook op grassen. Het schijnt, dat de volwassen wantsen ook roofzuchtig aan bladluizen zuigen. Bij gevaar kunnen ze zich dood houden, door poten gestrekt langs het lichaam te houden. De volwassen wantsen overwinteren.

lichtgroene schaduwwants

Lichtgroene schaduwwants - Apolygus spinolae

Grootte : 5,3-6 mm, is langvleugelig (macropteer). Groene antennes en groene poten. Algemeen. Komt oor in bermen en ruigtes. De wantsen zijn zoöfytofaag. Voedsel zowel kruidachtige planten (hoofdzakelijk grote brandnetel), maar ze worden ook op andere planten gevonden. Ze zuigen van vruchten, maar ook van dode insecten. Schade is gemeld aan hop en druif.

lindeboswants

Lindeboswants - Pinalitus cervinus

De lindeboswants is een wants uit de familie van de blindwantsen. De licht behaarde wants is langwerpig ovaal gevormd, kan 4 tot 4,5 mm lang worden en heeft altijd volledige vleugels (macropteer). De volwassen wantsen overwinteren en kunnen dus het hele jaar worden gezien op loofbomen in bossen en tuinen. Ze eten van onrijpe zaden en knoppen van vooral lindebomen maar ook buxus, klimop, hazelaar en essen. De wants komt algemeen voor in parken, tuinen en langs bosranden met loofbomen.

loofboomhalsbandwants

Loofboomhalsbandwants - Deraeocoris lutescens

Komt voor in loofbomen bij bosranden, parken, tuinen. Volwassen wantsen zijn te vinden van mei tot in september. Eén generatie per jaar. Volwassen wantsen overwinteren vaak bij elkaar op beschutte plaatsen, o.a. onder de schorsschubben van plataan, in huizen. Voedsel: bladluizen, bladvlooien en kleine rupsen van vlinders.

meidoornkielwants - Acanthosoma haemorrhoidale

Meidoornkielwants - Acanthosoma haemorrhoidale

De meidoornkielwants is een wants uit de familie en de familie kielwantsen (Acanthosomatidae). De redelijk grote wants kan 17 mm lang worden. De soort is in struiken langs de bosrand te vinden. Het voornaamste voedsel zijn de vruchten van de meidoorn maar volwassenen kunnen overwinteren op een dieet van bladeren van diverse voedselplanten zoals zomereik en lijsterbes. Het dier heeft een naaldvormige snuit die gebruikt kan worden om in een vrucht of tussen bladlagen te steken. Het plantenweefsel zal met behulp van enzymen uit het speeksel, voorverteerd worden en vervolgens worden opgezogen. Als reactie op stress, kunnen ze, net als andere stinkwantsen, een onaangename geur verspreiden door een oranje vloeistof af te scheiden uit speciale openingen in de thorax.

miersikkelwants Himacerus mirmicoides verstoppertje

Miersikkelwants - Himacerus mirmicoides

De miersikkelwants is een wants uit de familie sikkelwantsen (Nabidae). De soort kan 8-10,5 mm lang worden. De nimfen zijn geheel vleugelloos en lijken in de eerste fase sterk op mieren. Waarschijnlijk heeft dit uiterlijk voordelen omdat mieren minder worden gegeten door andere dieren. De dieren jagen op andere insecten, zijn zowel 's nachts als overdag actief en leven op de grond of in lage planten.

miersikkelwants

Miersikkelwants - Nabis limbatus

Nabis limbatus is een soort in de familie Nabidae . Nabis limbatus wordt gevonden in lang gras en de kruidachtige laag in vochtig natte, half schaduwrijke of open habitats. Overwintering vindt plaats als ei.

grasmot met mijt

Mijten onbekend

Allerlei mijten, niet verder te determineren.

mijterwants - Aelia acuminata

Mijterwants - Aelia acuminata

De mijterschildwants is een wants uit de familie schildwantsen (Pentatomidae). Andere benamingen zijn mijterwants, bisschopswants of streepwants. De maximale lengte is ongeveer 9 millimeter. Volwassen exemplaren kunnen goed vliegen en zijn ook snelle lopers, met name als ze opgewarmd zijn door de zon. Er kunnen per jaar meerdere keren eitjes worden afgezet. De nimfen lijken al direct op de ouderdieren, hoewel nog vleugelloos.

netelringpoot

Netelringpoot - Heterogaster urticae

De netelringpoot is fytofaag en leeft van de zaden van de brandnetel (Urtica). Omdat ze nogal mobiel zijn, kunnen imago’s ook op andere planten gevonden worden. De imago’s overwinteren. De eitjes worden gelegd in clusters van 20 tot 30 stuks op brandnetels. De imago’s van de nieuwe generatie verschijnen dan in eind juli, augustus.

Ceraleptus lividus oogstreeprandwants

Oogstreeprandwants - Ceraleptus lividus

De oogstreeprandwants (Ceraleptus lividus) is een wants uit de familie randwantsen (Coreidae). De oogstreeprandwants is bruin van kleur en is goed te herkennen aan een donkere streep aan de zijkant van de kop, die over de ogen en langs de zijkant van het halsschild loopt. Aan de zijkant van het corium loopt een lichte streep. De lengte is 10 – 11,5 mm. De soort heeft een voorkeur voor vooral in droge, zonnige woongebieden. De dieren leven op verschillende planten uit de vlinderbloemenfamilie, zoals klaver, rupsklaver, Lathyrus en wikke. De volwassen wants overwintert.

wants Orius spec

Orius spec.

Familie Anthocoridae – bloemwantsen: Kleine tot zeer kleine roofwantsen (meestal kleiner dan 4 mm). Soms monofaag, dan zijn ze gebonden aan een prooi, die op een bepaalde waardplant zit. De wantsen uit het geslacht Orius zijn, zoals de meeste Anthocoridae, van foto lastig (tot vrijwel niet) op naam te brengen. Bij gebrek aan prooi kunnen de meeste soorten ook van stuifmeel leven. Langvleugelig, behalve Orius agilis.

schaatsenrijder - Gerris lacustris vallen juffer aan

Poelschaatsenrijder - Gerris lacustris

Schaatsenrijders gebruiken 'oppervlaktespanning' om te drijven, hun lange middenpoten en achterpoten dragen het gewicht. De voorpoten dienen om kleine trillingen van (gevallen) insecten op het water op te vangen. Zij worden gegrepen en onmiddellijk leeg gezogen. Op een van de foto's kan je schaatsenrijders zien met een gevangen waterjuffer.

pyamawants - Graphosoma lineatum

Pyamawants - Graphosoma lineatum

De pyjamaschildwants, ook wel pyjamawants, rood-zwarte streepwants of gevangeniswants genoemd, is een wants uit de familie Pentatomidae. Het lichaam is erg rond en de lengte ligt tussen de 8 en 12 mm. De nimfen hebben nog geen rood-zwarte tekening, die dient om vijanden als vogels te waarschuwen voor de walgelijke smaak. Ze zijn merendeels grijsgroen van kleur. De pyjamaschildwants leeft van diverse schermbloemigen langs bosranden en begroeide delen van heidevelden. Zonnige plekken hebben de voorkeur en bij bewolking blijven de wantsen in de schuilplaatsen zitten zoals scheuren in boombast. Het is een typische boomwants die niet vaak op de bodem komt.

Rode halsbandwants - Deraeocoris ruber

Rode halsbandwants - Deraeocoris ruber

Deraeocoris ruber is een insect uit de familie van de plantenwantsen blindwantsen (Miridae). Het is een middelgrote soort die een lengte van 6 tot 8 millimeter kan bereiken. Voor een plantenwants is het lichaam opvallend breed en zeer variabel getekend. De soort kan in ongecultiveerd grasland en langs bosranden worden gevonden. De wantsen voeden zich met brandnetel maar zijn ook rovers. Ze lusten ook andere kleine insecten die aan de steeksnuit (rostrum) worden geregen en daarna leeggezogen. Dat is opvallend omdat de meeste soorten uit de blindwantsen familie planteneters zijn.

Boswants ook roodpootschildwants

Roodpootschildwants, ook Boswants - Pentatoma rufipes

De roodpootschildwants, soms ook boswants genoemd, is een 11 tot 15 millimeter lange wants uit de familie schildwantsen (Pentatomidae). De roodpootschildwants is te onderscheiden van andere schildwantsen door zijn halsschild, dat bijna rechthoekig is, zijn 'schouders' zijn vierkant. De soort overwintert als larve, de meeste boomwantsen doen dat juist als volwassen dieren. De roodpootschildwants eet van diverse loofbomen, vooral eik. In boomgaarden kan dit insect soms talrijk voorkomen, dan meestal op kersen. Soms valt het ook andere insecten aan, maar het voedt zich hoofdzakelijk met plantensappen.

roofwantsje Anthocoris nemoralis

Roofwantsje - Anthocoris nemoralis

Kleine tot zeer kleine roofwantsen (meestal kleiner dan 4 mm). Soms monofaag, dan zijn ze gebonden aan een prooi, die op een bepaalde waardplant zit. Grootte : 3,3(3,5?)-4mm. Biotoop: op allerlei loofbomen en kruiden. Incidenteel op naaldbomen. Adulten kunnen het gehele jaar worden gevonden.

netwants

Rotsheidenetwants ; Andromeda netwants - Stephanitis takeyai

Stephanitis takeyai behoort tot een tamelijk kleine familie van fraaie wantsjes. De vleugels van deze wantsen bestaan uit kleine of grote doorzichtige plekjes, waardoor ze lijken op gaas, net of glas-in-lood. Ook Stephanitis takeyai is zo'n kleine soort. Deze soort is in 1994 voor het eerst in Europa gesignaleerd. Sindsdien heeft Stephanitis takeyai zich in snel tempo door Europa verspreid. Het is een van oorsprong Japanse soort. Deze soort legt laat in de zomer eieren. Dit gebeurt in kleine gaatjes in het blad langs de middennerf. Elk eitje wordt afzonderlijk gelegd en het gaatje wordt met uitwerpselen dichtgesmeerd. Na de overwintering komt het larfje uit en zuigt aan het blad. Tot aan zijn volwassenheid doorloopt deze Japanse soort in één tot drie maanden vijf groeistadia.

ruitrandwants

Ruitrandwants - Syromastus rhombeus

Gemakkelijk te herkennen aan de hoekige schouders en het erg brede, ruitvormige achterlijf. Warme biotopen, waar ze leven op planten uit de anjerfamilie (o.a. hoornbloem, koekoeksbloemen, muur en spurrie).

Ryes moswants

Ryes moswants - Drymus ryeii

De bodemwantsen (Lygaeidae) leven vooral op de bodem van zaden (niet alle soorten) en hebben vaak wat sombere kleuren (grijs, zwart, bruintinten). Grootte 3,6-4,7 mm. Vochtige, beschaduwde gebieden (vooral loofbossen). In de strooisellaag, tussen het mos, zelden op planten. Volwassen wantsen overwinteren. Voedsel: Fytofaag: Mos en tijm schijnen belangrijk te zijn.

tekenparing

Schapenteek - Ixodes ricinus

De schapenteek is de meest voorkomende teek die zich niet alleen op schapen maar op veel meer zoogdieren, waaronder de mens voedt. De teek is vooral ook bekend als overbrenger van de lymeziekte. De teek vervelt driemaal en moet voor iedere vervelling een bloedmaaltijd gebruiken, die meestal van drie verschillende gastheren zal komen. De kans dat een enkele tekenlarve zijn ontwikkeling afmaakt is dan ook niet zo groot; het vrouwtje compenseert deze kleine kans door duizenden eitjes te leggen. Teken gaan extreem zuinig met hun energie om en kunnen meer dan een jaar zonder eten. Ze detecteren hun potentiële gastheer door de uitgestraalde lichaamswarmte, en wellicht ook door geurdetectie. De schapenteek komt vooral in vochtige gebieden met ruige begroeiing voor, meestal op zandgrond. Duin en heide met vochtige plekken zijn een ideaal leefgebied voor deze teken.

schildluis familie Coccoidea

Schildluis - familie Coccoidea

Schildluizen (Coccoidea) vormen een superfamilie van de insecten en behoren tot de Sternorrhyncha. Schildluizen variëren in lengte van 1 à 2 tot 5 millimeter. Veel soorten zijn zeer plat en nauwelijks waar te nemen, andere soorten imiteren vergroeiingen of onderdelen als knoppen van een plant en zijn groter maar toch moeilijker waar te nemen door hun camouflage. Vrouwtjes hebben geen vleugels en poten, omdat ze permanent aan een plant zijn vastgehecht. Ze hebben een ovaal lichaam, dat bedekt is met een wasachtig pantser. Daarentegen hebben mannetjes wel vleugels. De voortplanting geschiedt vaak ongeslachtelijk.

Aradus cinnamomeus

Schorswants - Aradus cinnamomeus

In Nederland en België komen van deze familie twee onderfamilies voor: de Aneurinae en de Aradinae. De wantsen van beide onderfamilies leven in het algemeen van houtaantastende zwammen. Ze zijn plat van vorm, waardoor ze in houtspleten en onder losse stukken schors kunnen leven. Grootte : 3,2-5,1 mm. Biotoop: bossen, heide terreinen en stuifzanden, op den. Incidenteel op andere planten van de dennenfamilie als spar Picea sp. en lork Larix sp.

breedsprietwants heterotoma planicornis

Slanke diksprietblindwants - Heterotoma planicornis

Heterotoma planicornis of slanke diksprietblindwants is een wants uit de familie van de blindwantsen (Miridae). Deze langwerpig ovale wants kan 4,5 tot 5,5 mm lang worden en is altijd langvleugelig. Het lichaam is zwart met witte schubjes en de pootjes zijn groen en geel. Meest opvallend zijn de brede zwartbehaarde eerste twee antennesegmenten. De laatste twee segmenten zijn wit aan de basis. Hij leeft op kruiden en stuiken zoals braam, brem en grote brandnetel waar hij zuigt aan de vruchten en knoppen. Ook insecten als bladluizen en diverse rupsen en eitjes staan op het menu.

smalle randwants gonocerus acuteangulatus nimf

Smalle randwants - Gonocerus acuteangulatus

De smalle randwants is een wants uit de familie randwantsen (Coreidae). De smalle randwants is 12 tot 15 millimeter lang. De dieren vind je vooral op struiken die bessen dragen, zoals op de vuilboom en sporkehout uit de wegedoornfamilie, hondsroos en meidoorn uit de rozenfamilie of rode kamperfoelie uit de kamperfoeliefamilie. Ze zuigen met name op rijpe vruchten. De volwassen wantsen zuigen op meer verschillende plantensoorten; zelfs op coniferen zoals jeneverbes. De volwassen vliegen zeer actief bij hoge temperaturen.

snuitkeverschildwants nimf met prooi

Snuitkeverschildwants - Arma custos

De snuitkeverschildwants, ook wel snuitkeverwants genoemd, is een wants uit de familie Pentatomidae. De lichaamslengte is 10-13 mm. Hij leeft in bossen en op open plekken in zo'n gebied, vaak op els en struiken. De roofzuchtige wantsen voeden zich met insecten zoals kevers en hun larven. (Dus niet alleen maar met snuitkevers). De snuitkeverwants overwintert als imago.

Peritrechus nubilus

Sombere dartelwants - Peritrechus nubilus

De Peritrechus nubilus is een wants uit de onderfamilie Rhyparochrominae en uit de familie bodemwantsen (Lygaeidae). Deze wants is 4,8 tot 5,7 mm lang. Ze worden aangetroffen in allerlei open en halfschaduwrijke leefgebieden met vegetatie van grassen. Maar hij heeft een voorkeur voor vochtige gebieden zoals oevers, bosranden. Ze zijn veel zeldzamer op droge zandgronden. De wantsen leven op de bodem van zaden. Er is geen voorkeur bekend voor bepaalde voedselplanten. De imago’s overwinteren. Er is één generatie in een jaar.

Stippelblindwants

Stippelblindwants - Pantilius tunicatus

De stippelblindwants is een wants uit de familie Miridae – blindwanten. Een opvallende eigenschap bij blindwantsen is het ontbreken van ocelli. Puntogen, waarvan veel wantsen (niet alle) er twee of drie op de kop hebben. (vandaar de naam blindwants). Grootte 8,5–10,2 mm. Biotoop: Bosranden, houtwallen, parken, tuinen op berk, els en hazelaar. Eén generatie per jaar. Overwintering: als ei. Voedsel: Fytofaag: Berk, els en hazelaar.

stofluis - Loensia fasciata

Stofluis - Loensia fasciata

Dit insect behoort tot de orde van de stofluizen (Psocoptera). Stofluizen hebben eigenlijk niets gemeen met de andere 'luizen', maar zijn heel primitieve insecten. Ze leven op vochtige plaatsen in de natuur. Stofluizen voeden zich met schimmels, stuifmeel, algen en korstmossen.

Ectopsocus petersi

Stofluis - Ectopsocus petersi

Kleine (1,5–2 mm) stofluis met opvallende donkere vlekken op voorvleugels. Mannetjes hebben altijd vleugels die langer zijn dan de buik (macropterous), maar vrouwtjes komen voor in zowel lange als kortvleugelige (brachyptere) vormen.

stofluis Graphopsocus cruciatus

Stofluis - Graphopsocus cruciatus

Dit insect behoort tot de orde van de stofluizen (Psocoptera). Stofluizen hebben eigenlijk niets gemeen met de andere 'luizen', maar zijn heel primitieve insecten. Ze leven op vochtige plaatsen in de natuur. Stofluizen voeden zich met schimmels, stuifmeel, algen en korstmossen. Deze soort leeft vooral op de schors van bomen.

Loensia variegata

Stofluis - Loensia variegata

Dit insect behoort tot de orde van de stofluizen (Psocoptera). Stofluizen hebben eigenlijk niets gemeen met de andere 'luizen', maar zijn heel primitieve insecten. Ze leven op vochtige plaatsen in de natuur. Stofluizen voeden zich met schimmels, stuifmeel, algen en korstmossen.

stofluis onbekend

Stofluis onbekend

Dit insect behoort tot de orde van de stofluizen (Psocoptera). Stofluizen hebben eigenlijk niets gemeen met de andere 'luizen', maar zijn heel primitieve insecten. Ze leven op vochtige plaatsen in de natuur. Stofluizen voeden zich met schimmels, stuifmeel, algen en korstmossen.

streepdijblindwants

Streepdijblindwants - Plagiognathus arbustorum

De streepdijblindwanst is een wants uit de familie Miridae – blindwantsen. Een opvallende eigenschap van blindwantsen is het ontbreken van ocelli. Puntogen, waarvan veel wantsen (niet alle) er twee of drie op de kop hebben (vandaar de naam blindwants). Grootte 3,7-4,6 mm. Biotoop: kruidenrijke min of meer droge ruigtes. Eén generatie per jaar, soms twee generaties. Overwintering: als ei. Voedsel: zoöfytofaag. Allerlei kruiden, vooral grote brandnetel. Sap uit bloemknoppen, bloemen, onrijpe vruchten, honingdauw en insecten als bladluizen.

0

Thomson zaagpoot - Scolopostethus thomsoni

De Scolopostethus thomsoni is een wants uit de onderfamilie Rhyparochrominae en uit de familie bodemwantsen (Lygaeidae). Thomsons zaagpoot is 3,4 tot 4 mm lang. De soort is overal te vinden waar de grote brandnetel groeit. Hij heeft weinig voorkeur voor hoeveelheid vocht of bodemsoort. De dieren zuigen zowel aan zaden, die op de grond liggen als aan onrijpe zaden van verschillende kruidachtige planten en van houtige planten. Ze zijn echter vooral verbonden met brandnetels. De zaden van deze planten schijnen belangrijk te zijn voor een optimale ontwikkeling. De imago’s overwinteren.

stenodema calcarata

Tweedoornsmallijf graswants - Stenodema calcarata

Familie Miridae – blindwantsen. Een opvallende eigenschap van blindwantsen is het ontbreken van ocelli. Puntogen, waarvan veel wantsen (niet alle) er twee of drie op de kop hebben. (vandaar de naam blindwants). Wantsen uit tribus Stenodemini zijn vooral langgerekt, waardoor ze in het gras niet opvallen. Grootte 6,8–7,9 mm. Vrouwtjes zijn groen en de mannetjes strokleurig. Bij de overwinterende wantsen is het vrouwtje strokleurig (geelbruin) en het mannetje bruin. Biotoop: min of meer vochtige plaatsen met cypergrassen, grassen of russen. Overwintering: Volwassen wantsen overwinteren. Voedsel: fytofaag: cypergrassen, grassen of russen.

tweetandschildwants picromerus  bidens

Tweetandschildwants - Picromerus bidens

De Picromerus bidens , ook wel tweetandschildwants genoemd, is een wants uit de familie schildwantsen (Pentatomidae). De tweetandschildwants is 10 tot 14 mm lang. De naam dankt hij aan de twee puntige, bruine stekels op de zijkanten van het halsschild. Deze zijn nog niet ontwikkeld als ze nog een nimf zijn. Ze zijn te vinden in loof- en gemengde bossen en ze geven de voorkeur aan vochtige locaties, zoals langs het bos of in duinlandschappen, waar de voedselplanten van vele rupsen en keverlarven kunnen worden gevonden. De tweetandschildwants is roofzuchtig en leeft van rupsen, keverlarven en bladluizen. De nimfen leven van dezelfde prooien, maar drinken soms ook sap van planten. De keuze van de prooi is afhankelijk van het seizoen en beschikbaarheid van voedsel.

Sikkelwants - Nabis spec.

Veldsikkelwants - Nabis ferus

De sikkelwantsen (Nabidae) zijn een familie van wantsen, die behoort tot de orde halfvleugeligen (Hemiptera). Het gemeenschappelijke lichaamskenmerk van alle sikkelwantsen is hun sikkelvormig gebogen zuigsnuit, ook wel (rostrum) genoemd. Met de zuigsnuit zuigen deze typische roofdieren andere insecten leeg. Ze zijn ongeveer 5,5 tot 11 millimeter lang. Ze bewonen een verscheidenheid van habitats. Ze leven op het bodemoppervlak, in kruidlagen en in de top van bomen. Ze zijn te vinden in bossen en struiken evenals in open land zoals weiland. Sikkelwantsen zijn zonder uitzondering roofdieren die jagen op kleine prooien. Zowel de jonge nimfen als de volwassen exemplaren zuigen andere ongewervelde dieren leeg. De meeste soorten zijn niet erg kieskeurig wat betreft hun prooi. De sikkelwantsen penetreren hun prooi met lange uitgestrekte rostrum. Sikkelwantsen grijpen hun prooi en houden hem vast met hun krachtige voorpoten.

Nabidae (sikkelwantsen), vermoedelijk Nabis ferus

Veldsikkelwants - Nabis ferus

De veldsikkelwants is een wants uit de familie sikkelwantsen (Nabidae). De lengte is 7,3 – 8,7 mm. Hij wordt gevonden in grasland en kruidenrijke vegetatie. Het is een algemene wants. Hij is roofzuchtig en voedt zich met allerlei insecten zoals bladluizen, cicaden en wantsen. De volwassen wantsen overwinteren. Eén generatie per jaar.

Vierpuntsierblindwants - Adelphocoris quadripunctatus

Vierpuntsierblindwants - Adelphocoris quadripunctatus

De vierpuntsierblindwants is een wants uit de familie Miridae – blindwantsen: Een opvallende eigenschap van blindwantsen is het ontbreken van ocelli. Puntogen, waarvan veel wantsen (niet alle) er twee of drie op de kop hebben. (vandaar de naam blindwants). Grootte : 8–10,6 mm. Algemeen op de hoge zandgronden, zeldzaam langs de kust. Biotoop: langs bosranden, ruigtes met grote brandnetel. Eén generatie per jaar. Overwintert als ei. Voedsel: fytofaag: vooral grote brandnetel.

vijverloper Hydrometra stagnorum

Vijverloper - Hydrometra stagnorum

De vijverloper is een insect uit de onderorde van de wantsen (Heteroptera). De wants wordt 9 tot 12 millimeter lang, en heeft een zeer dun en langwerpig lichaam met lange, sprieterige poten en antennes. Deze vrij algemene oppervlaktewants jaagt op insecten die bovenkomen om adem te halen en op in het water gevallen insecten. Hij is overdag actief. Ze vinden hun prooi door af te gaan op trillingen van het wateroppervlak. De vijverloper loopt traag en hoog op zijn dunne poten, en houdt zich bij voorkeur in de begroeide oeverzone op. Alle poten worden gebruikt voor de voortbeweging, de prooien (ook watervlooien) worden beslopen en met de lange zuigsnuit leeggezogen.

vlo

Vlooien onbekend

Vlooien (Siphonaptera, ook wel Aphaniptera) behoren tot de orde van de gevleugelde insecten (Pterygota). Ze hebben ondanks het feit dat ze tot de gevleugelde insecten behoren nooit vleugels, die zijn ze in de loop van hun evolutie verloren. Alle vlooien zijn gespecialiseerde bloedparasieten van gewervelde dieren. Sommige soorten bijten ook huisdieren en mensen. Vlooien kunnen alleen leven bij dieren met een lichaamsbeharing zoals zoogdieren of een verenkleed zoals vogels. De insecten hebben een afgeplatte en sterk aangepaste lichaamsbouw en meestal krachtige springpoten. De meeste vlooien zijn een tot drie millimeter groot; allemaal zijn ze kleiner dan een centimeter. In België worden iets meer dan 50 soorten gevonden.

voorjaarseikenblindwants mannetje  Harpocera thoracica

Voorjaarseikenblindwants - Harpocera thoracica

Harpocera thoracica is een blindwants uit de blindwantsen. Harpocera thoracica is een vrij algemene wants die met name in bossen en tuinen te vinden zijn. Ze worden gemiddeld niet ouder dan een maand. Harpocera thoracica is een kleine wants die gemiddeld 7 mm groot wordt. Het mannetje is geel met zwart en het vrouwtje is rood met zwart gekleurd.

vuurwants - Pyrrhocoris apterus

Vuurwants - Pyrrhocoris apterus

De vuurwants is een insect de familie vuurwantsen (Pyrrhocoridae). De wants is voornamelijk een planteneter die soms dode of levende insecten eet. De wants kan (meestal) niet vliegen en is soms massaal aan te treffen bij lindebomen en andere planten die gegeten worden. De vuurwants komt binnen zijn areaal voor rond de voedselplanten, de bekendste is de lindeboom. Zowel aan de voet van de boom als op de stam kan de wants soms in grote groepen worden aangetroffen. Aan de boom zelf wordt geen directe schade toegebracht, alleen afgevallen zaden en bladeren worden gegeten.De vuurwants is een omnivoor; ze leven voornamelijk van sappen uit bladeren of zaden van planten die met de zuigsnuit of rostrum worden leeggezogen. Ook worden wel wondsappen opgenomen uit de boomschors, waardoor soms grote aantallen vuurwantsen op de boombast zijn te zien. De vuurwants zuigt voornamelijk plantensappen maar vult het menu aan met het leegzuigen van dode insecten en soms wordt actief op andere insecten gejaagd. Ook soortgenoten worden hierbij niet ontzien.

wantsenjongen

Wants onbekend - nimf, eieren en jongen

Wants, nimf en eieren van een nog niet gedetermineerde soort. Hulp is welkom. Verder zie je ook de vervellingshuidjes van een pas vervelde wants.

zoetwaterpissebed

Waterezeltje, ook wel (zoet)waterpissebed of waterluis - Asellus aquaticus

Het waterezeltje, ook wel (zoet)waterpissebed of waterluis kreeftachtige uit de familie Asellidae (waterpissebedden). De pissebed wordt tot 25 millimeter lang en heeft een bruine kleur. Het lichaam draagt zeven paar poten en een paar antennes. De pissebed leeft van organisch materiaal op de bodem van het water en is een typische afvaleter. De pissebed prefereert stilstaand tot zwak stromend water en houdt zich vaak op onder stenen of in waterplanten. Bij de voortplanting kruipt het mannetje op de rug van het vrouwtje - zie de foto - en kan dit tot drie dagen uithouden. Tijdens de paring keren de dieren zich met de buikzijde naar elkaar toe. De eitjes worden door het vrouwtje, net als bij andere pissebedden, afgezet in een broedbuidel onder de buik.

waterschorpioen

Waterschorpioen - Nepa cinerea

Een groot, plat waterinsect wat op een kleine schorpioen lijkt. Het zijn slechte zwemmers, dicht bij de oever, dicht onder het wateroppervlak. De ademlucht wordt ververst via twee adembuizen (vaak tegen elkaar als één buis) aan de achterkant van het lichaam; nimfen hebben slechts één adembuis. 12-23 mm zonder adembuis.Komt vooral voor in stilstaande, voedselrijke, stilstaande wateren. Voedsel: Het zijn roofdieren, die meestal afwachten tot de prooi binnen bereik is.

0

Weidewants of weideschaduwwants - Lygus pratensis

Familie Miridae – blindwantsen: Een opvallende eigenschap van blindwantsen is het ontbreken van ocelli. Puntogen, waarvan veel wantsen (niet alle) er twee of drie op de kop hebben. (vandaar de naam blindwants). Biotoop: Bosranden, kaalslagen, akkers, wegbermen en ruderale plekken. Ontwikkeling: Eén of twee generaties in een jaar. Eerste generatie volwassen wantsen vanaf juni, tweede generatie volwassen wantsen vanaf september.. Overwintering: Als volwassen wants. Voedsel: Polyfaag: Allerlei kruidachtige planten en struiken. Bijvoorbeeld bijvoet (Artemisia vulgaris), ganzevoet (Chenopodium album), struikheide (Calluna vulgaris).

Polymerus palustris - Witgevlekwalstowants

Witvlekwalstrowants - Polymerus palustris

Familie Miridae – blindwantsen. Een opvallende eigenschap van blindwantsen is het ontbreken van ocelli. Puntogen, waarvan veel wantsen (niet alle) er twee of drie op de kop hebben. (vandaar de naam blindwants). Grootte : 4,8–6 mm. Biotoop: vochtige biotopen langs vennen, sloten en beken, in rietlanden op moeraswalstro. Eén generatie per jaar. Overwintering: als ei. Voedsel: Fytofaag: moeraswalstro, een enkele keer op andere walstrosoorten.

zandschuinschild

Zandschuinschild - Trapezonotus arenarius

Biotoop: Warme, droge, gebieden met zandgrond zoals de kust- en landduinen. De volwassen wantsen overwinteren. Het voedsel: Polyfaag, met name zaden van vele plantensoorten op de bodem. Op warme dagen ook in de planten.

zuidelijke schildwants

Zuidelijke schildwants - Peribalus strictus

De zuidelijke schildwants is een wants uit de familie Pentatomidae. De zuidelijke schildwants is 8,5 tot 10,5 millimeter in lang. Men kan de dieren in de kruidlaag en loofbomen vinden. Ze zijn polyfaag, waarbij de nimfen vooral aan de rijpe vruchten en zaden zuigen van kruidachtige planten zuigen van de composietenfamilie en vlinderbloemenfamilie. De volwassen wantsen worden vaak gevonden op bloeiende en vruchtdragende struiken en bomen en op de bloemen van de schermbloemenfamilie en de helmkruidfamilie. De volwassen wants overwintert.

parende Zuringwantsen

Zuringwants, zuringrandwants, lederwants of fluweelbruine randwants - Coreus marginatus

De zuringwants, zuringrandwants, lederwants of fluweelbruine randwants is een wants uit de familie randwantsen (Coreidae). De habitat bestaat uit zonnige plaatsen want dit dier houdt van zonnen zodat ze sneller worden. Deze soort leeft in zowel bosranden en vochtige hooilanden als grasland met hier en daar dichtere begroeiing, maar ook in stadsparken en wegbermen wordt de zuringwants aangetroffen, meestal in de buurt van water. Bij verstoring wordt snel gereageerd op de trillingen en laat het dier zich vallen of vliegt weg. In bladstrooisel is het zeer goed gecamoufleerd. Bij aanraking wordt een bruine vloeistof afgescheiden die erg stinkt en moeilijk is te verwijderen. Het voedsel bestaat uit diverse planten of de zaden ervan waar sappen uit worden gezogen, geliefd zijn planten als zuring, rabarber en duizendknoop.

zwarte bonenluis

Zwarte bonenluis - Aphis fabae

De zwarte bonenluis is een polyfage bladluis die behoort tot de familie van de Aphididae. Grootte 1,7 tot 2,7 mm. Op het achterlijf zitten twee grote uitsteeksel (sifons). De zwarte bonenluis wisselt van waardplant. De overwintering vindt als ei plaats op de winterwaardplanten wilde kardinaalsmuts, de Gelderse roos en de sneeuwbal. Uit deze eitjes komen de eerste wijfjes, die een generatie ongevleugelden voortbrengen. Deze ongevleugelde luizen zijn levendbarend en brengen gevleugelde luizen voor, die in april naar de zomerwaardplanten vliegen. Aangetast kunnen o.a. worden tuinboon, sperzieboon, pronkboon, suikerbiet, sommige zomerbloemen, sommige heesters, en verder is de boswilg erg geliefd. Op deze planten komen meerdere generaties, ongevleugelde, in koloniën levende luizen voor. Ook komen gevleugelde luizen voor, die zich verspreiden naar andere planten. De luizen zijn levendbarend en planten zich op de zomerwaardplanten voort door parthenogenese. In de herfst ontstaan gevleugelde, levendbarende exemplaren, die naar de winterwaardplanten vliegen en daar ongevleugelde luizen voortbrengen. Deze ongevleugelde luizen zetten na paring hun eitjes af in de oksels van de knoppen en scheuren in de schors.

zwervende bochelwants

Zwervende bochelwants - Dicyphus errans

Grootte : 5 tal cm. Algemeen voorkomen in kruidenrijke biotopen. Voedsel zoofytofaag : allerlei behaarde planten en prooien als bladluizen, tripsen...

Wantsen, bladluizen en cicades

Een mapje met wantsen, bladluizen, cicades, teken en mijten. Er zijn zeer veel verschillende soorten wantsen ; zo schijnen in Nederland 641 soorten wantsen voor te komen.
bladluis
bladluis